Adrianus Eversen, geboren op 13 januari 1818 in Amsterdam en overleden op 1 december 1897 in Delft, betreedt het podium. Als virtuoos met penselen en potloden bracht hij de erfenis van oud-Hollandse stadsgezichten naar het moderne tijdperk. Zijn werken getuigen van een diepe liefde voor en een uitstekend begrip van architectuur en licht, die hij altijd als de hoofdrolspelers in zijn schilderijen plaatste. Eversen begon zijn artistieke reis onder de voogdij van Cornelius Springer, een meester in architecturale schilderkunst en vedute. Samen met Hendrik Gerrit ten Cate leerde hij de kunst om gebouwen en steden in scène te zetten. Maar Eversen beperkte zich niet tot het natuurgetrouw weergeven van de werkelijkheid, zoals zijn leermeester deed. De romanticus in hem liet zijn verbeelding af en toe in zijn stadsgezichten vloeien, waardoor ze een levendig, bijna magisch aura kregen. Een andere mentor die bijdroeg aan Eversens ontwikkeling was Cornelis de Kruyff.
Eversen werkte in de traditie van de grote Nederlandse schilders zoals Jan van der Heyden en Isaac Ouwater in Amsterdam. Zijn reputatie en werken overschreden echter al snel de grenzen van zijn geboortestad. Hij exposeerde zijn werken in Den Haag, Leeuwarden, Bremen in de jaren 1860, Dresden (1871 en 1880), Berlijn (1880) en zelfs Wenen (1882). Eversen was een trots lid van de gerenommeerde kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae. En zo leeft de nalatenschap van Eversen vandaag de dag nog steeds voort in onze prachtige kunstdrukken. Dit artistieke stokje is ook doorgegeven aan volgende generaties. De schilder Johannes Hendrik Eversen, een nazaat van Adrianus Eversen, zette de erfenis voort. En zo blijft de magie van Eversen's stadsgezichten en zijn liefdevolle weergave van architectuur levend - in elke kunstdruk die zijn werk eert.
Adrianus Eversen, geboren op 13 januari 1818 in Amsterdam en overleden op 1 december 1897 in Delft, betreedt het podium. Als virtuoos met penselen en potloden bracht hij de erfenis van oud-Hollandse stadsgezichten naar het moderne tijdperk. Zijn werken getuigen van een diepe liefde voor en een uitstekend begrip van architectuur en licht, die hij altijd als de hoofdrolspelers in zijn schilderijen plaatste. Eversen begon zijn artistieke reis onder de voogdij van Cornelius Springer, een meester in architecturale schilderkunst en vedute. Samen met Hendrik Gerrit ten Cate leerde hij de kunst om gebouwen en steden in scène te zetten. Maar Eversen beperkte zich niet tot het natuurgetrouw weergeven van de werkelijkheid, zoals zijn leermeester deed. De romanticus in hem liet zijn verbeelding af en toe in zijn stadsgezichten vloeien, waardoor ze een levendig, bijna magisch aura kregen. Een andere mentor die bijdroeg aan Eversens ontwikkeling was Cornelis de Kruyff.
Eversen werkte in de traditie van de grote Nederlandse schilders zoals Jan van der Heyden en Isaac Ouwater in Amsterdam. Zijn reputatie en werken overschreden echter al snel de grenzen van zijn geboortestad. Hij exposeerde zijn werken in Den Haag, Leeuwarden, Bremen in de jaren 1860, Dresden (1871 en 1880), Berlijn (1880) en zelfs Wenen (1882). Eversen was een trots lid van de gerenommeerde kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae. En zo leeft de nalatenschap van Eversen vandaag de dag nog steeds voort in onze prachtige kunstdrukken. Dit artistieke stokje is ook doorgegeven aan volgende generaties. De schilder Johannes Hendrik Eversen, een nazaat van Adrianus Eversen, zette de erfenis voort. En zo blijft de magie van Eversen's stadsgezichten en zijn liefdevolle weergave van architectuur levend - in elke kunstdruk die zijn werk eert.
Pagina 1 / 1