Bernhard Strigel zag het levenslicht in 1465 of 1470, hoewel dit niet precies is gedocumenteerd. Wel weten we dat hij werd geboren in een kunstenaarsfamilie uit Memmingen in Zuid-Duitsland die tot ver buiten de muren van de stad grote bekendheid genoot - als schilder van weleer. En omdat de appel nooit ver van de boom valt en zijn vader ook zijn leermeester was, wijdde de jonge Bernhard zich ook liever aan hetzelfde genre en het altaarstuk. Hij emancipeerde echter al snel van zijn familiewortels en maakte ook portretten. In het begin was hij nog gehecht aan de laatgotische stijl, inclusief goudgrond. Dit blijkt vooral uit het heiligenportret, dat in vergelijking met zijn latere werk nog relatief weinig ruimtelijkheid vertoont. Maar onder invloed van Nederlandse meesters wist Strigel zich al snel om te vormen tot een Duitse renaissanceschilder. Tegenwoordig wordt de Duitse schilder beschouwd als een meester in zijn vak, zowel in individuele als groepsvoorstellingen.
Maar zelfs tijdens zijn leven stond Bernhard Strigel bekend om zijn kunstenaarschap. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn klanten niet alleen raadsleden en gildemeesters waren. Al snel kreeg hij nog hogere eer: als hofschilder van keizer Maximiliaan I. De keizer had Strigel verkozen boven Albrecht Dürer, die toen al veel belangrijker was - tot zijn ergernis, maar nog meer tot Strigels roem. Bernhard Strigel maakte toen ook het waarschijnlijk bekendste en beroemdste van zijn portretten voor de keizer, dat nog steeds in het Weense Kunsthistorische Museum hangt: Ter gelegenheid van het Weense dubbele huwelijk van zijn kleinzoon Ferdinand I en zuster Maria in 1515, schilderde Strigel zijn majesteit omringd door zijn blauwbloedige familie.
Bernhard Strigl was aan het keizerlijk hof gekomen door zijn reizen, die hij als zeer gerespecteerd gildelid van de stad Memmingen en gezant in juridische zaken moest ondernemen. In die laatste functie had Strigl naast het schilderen een aantal zware taken, waardoor hij soms weinig tijd overhield voor kunst. Zo stelde hij een nieuwe bedelverordening op, werd hij getuige-deskundige voor de zogenaamde zoutfabrikanten die in het witte goud handelden, en was hij ook verantwoordelijk voor het bewaren van het zegel van de rechtbank.
Het creatieve werk van Bernhard Striegel zou echter slechts ontoereikend worden beschreven als niet ook zou worden vermeld dat in de loop van zijn artistieke ontwikkeling ook het landschap steeds belangrijker werd. Hij koos het vooral als achtergrond voor de mensen die hij portretteerde. Verschillende werken van Bernhard Stiegl hangen nog steeds op de plaatsen waar ze oorspronkelijk voor bedoeld waren, in kastelen of boven altaren. Door de secularisatie en de Reformatie werden sommige echter vernietigd of verplaatst naar andere plaatsen. Tegenwoordig bevinden veel werken van Strigel zich in openbare collecties - en natuurlijk in het Strigel Museum in Memmingen.
Bernhard Strigel zag het levenslicht in 1465 of 1470, hoewel dit niet precies is gedocumenteerd. Wel weten we dat hij werd geboren in een kunstenaarsfamilie uit Memmingen in Zuid-Duitsland die tot ver buiten de muren van de stad grote bekendheid genoot - als schilder van weleer. En omdat de appel nooit ver van de boom valt en zijn vader ook zijn leermeester was, wijdde de jonge Bernhard zich ook liever aan hetzelfde genre en het altaarstuk. Hij emancipeerde echter al snel van zijn familiewortels en maakte ook portretten. In het begin was hij nog gehecht aan de laatgotische stijl, inclusief goudgrond. Dit blijkt vooral uit het heiligenportret, dat in vergelijking met zijn latere werk nog relatief weinig ruimtelijkheid vertoont. Maar onder invloed van Nederlandse meesters wist Strigel zich al snel om te vormen tot een Duitse renaissanceschilder. Tegenwoordig wordt de Duitse schilder beschouwd als een meester in zijn vak, zowel in individuele als groepsvoorstellingen.
Maar zelfs tijdens zijn leven stond Bernhard Strigel bekend om zijn kunstenaarschap. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn klanten niet alleen raadsleden en gildemeesters waren. Al snel kreeg hij nog hogere eer: als hofschilder van keizer Maximiliaan I. De keizer had Strigel verkozen boven Albrecht Dürer, die toen al veel belangrijker was - tot zijn ergernis, maar nog meer tot Strigels roem. Bernhard Strigel maakte toen ook het waarschijnlijk bekendste en beroemdste van zijn portretten voor de keizer, dat nog steeds in het Weense Kunsthistorische Museum hangt: Ter gelegenheid van het Weense dubbele huwelijk van zijn kleinzoon Ferdinand I en zuster Maria in 1515, schilderde Strigel zijn majesteit omringd door zijn blauwbloedige familie.
Bernhard Strigl was aan het keizerlijk hof gekomen door zijn reizen, die hij als zeer gerespecteerd gildelid van de stad Memmingen en gezant in juridische zaken moest ondernemen. In die laatste functie had Strigl naast het schilderen een aantal zware taken, waardoor hij soms weinig tijd overhield voor kunst. Zo stelde hij een nieuwe bedelverordening op, werd hij getuige-deskundige voor de zogenaamde zoutfabrikanten die in het witte goud handelden, en was hij ook verantwoordelijk voor het bewaren van het zegel van de rechtbank.
Het creatieve werk van Bernhard Striegel zou echter slechts ontoereikend worden beschreven als niet ook zou worden vermeld dat in de loop van zijn artistieke ontwikkeling ook het landschap steeds belangrijker werd. Hij koos het vooral als achtergrond voor de mensen die hij portretteerde. Verschillende werken van Bernhard Stiegl hangen nog steeds op de plaatsen waar ze oorspronkelijk voor bedoeld waren, in kastelen of boven altaren. Door de secularisatie en de Reformatie werden sommige echter vernietigd of verplaatst naar andere plaatsen. Tegenwoordig bevinden veel werken van Strigel zich in openbare collecties - en natuurlijk in het Strigel Museum in Memmingen.
Pagina 1 / 1