Eugène-Emmanuel Viollet-le-Duc was halverwege de 19e eeuw opzichter van alle sacrale gebouwen in Frankrijk en betrokken bij het behoud van andere belangrijke middeleeuwse gebouwen. Zo was de architect, monumentenzorger, architectuurtheoreticus en kunsthistoricus onder meer verantwoordelijk voor de kathedraal Notre-Dame, die in 2019 zo'n verwoestende brand moest doorstaan, voor de basiliek van Saint-Denis, voor de kathedraal van Amiens, voor de stadsversterkingen en kasteelcomplexen van Carcassonne of het roemruchte middeleeuwse kasteel van Pierrefonds, gelegen ten noorden van Parijs. Dit laatste zou door Viollet-le-Duc worden uitgebouwd tot een privé-woning voor Napoleon III, maar dit werd verijdeld door de vroegtijdige val van Louis-Napoléon Bonaparte. Desondanks kon de Beierse koning Ludwig II tijdens een verblijf in Parijs de renovatiewerkzaamheden in het kasteel inspecteren en ideeën opdoen voor zijn geplande nieuwbouw in Neuschwanstein.
Viollet-le-Duc wilde de Notre-Dame in zijn oorspronkelijke middeleeuwse staat herstellen, net als bijvoorbeeld het kasteelcomplex van Carcassonne, dat aan de grens met Spanje en in het zicht van de Pyreneeën ligt. De Romantiek heeft hem hierin zeker beïnvloed, met haar voorkeur voor gestileerde en pittoreske ruïnes die dienden als plaatsen van verlangen. Viollet-le-Duc zelf ging zelfs zover te beweren dat hij streefde naar een staat voor de historische gebouwen die, in zijn ogen, niet alleen het middeleeuwse ideaal overnam, maar er zelfs op vooruitging. Dit wilde hij gehandhaafd zien, ongeacht of de gebouwen een ander verhaal vertelden, dat zij in de loop der eeuwen hadden opgestapeld en dat niet paste in de ideale ideeën van een 19e eeuwse bouwmeester. Deze radicale reductie van de overgebleven gebouwen tot een middeleeuws fictief ideaal en een vermeende stilistische "verbetering" leverde Viollet-le-Duc van zijn tegenstanders de minachtende term "restauratievandaal" op. Dit weerhield de Royal Academy in Londen er niet van hem in haar gelederen op te nemen, hoewel hij daarmee inging tegen de opvattingen van John Ruskin, die in Engeland tegelijkertijd streefde naar het behoud van de bestaande staat van een monument, met al zijn verliezen en elke stilistische faux pas. Een aanpak die overigens indertijd ook in de Duitse monumentenzorg op dezelfde wijze werd gevolgd.
Voor zijn tiendelig woordenboek van de Franse architectuur van de 11e tot de 16e eeuw maakte Viollet-le-Duc tekeningen van hoge kwaliteit, peilde hij plattegronden, verhogingen en tekende hij details. Hij hield zich intensief bezig met de bouwtechnieken van de Middeleeuwen en was een van hun beste kenners. Men kan kritiek hebben op het restauratiewerk dat hij verrichtte, maar de foto's van de beroemde waterspuwers die hij maakte of liet maken in de Galerie des Chimères op grote hoogte van de Notre-Dame zijn nu wereldberoemd. Reeds in de tijd van Viollet-le-Duc waren het niet meer de originelen uit de Middeleeuwen, maar waren zij reeds vervangen wegens hun slechte staat.
Eugène-Emmanuel Viollet-le-Duc was halverwege de 19e eeuw opzichter van alle sacrale gebouwen in Frankrijk en betrokken bij het behoud van andere belangrijke middeleeuwse gebouwen. Zo was de architect, monumentenzorger, architectuurtheoreticus en kunsthistoricus onder meer verantwoordelijk voor de kathedraal Notre-Dame, die in 2019 zo'n verwoestende brand moest doorstaan, voor de basiliek van Saint-Denis, voor de kathedraal van Amiens, voor de stadsversterkingen en kasteelcomplexen van Carcassonne of het roemruchte middeleeuwse kasteel van Pierrefonds, gelegen ten noorden van Parijs. Dit laatste zou door Viollet-le-Duc worden uitgebouwd tot een privé-woning voor Napoleon III, maar dit werd verijdeld door de vroegtijdige val van Louis-Napoléon Bonaparte. Desondanks kon de Beierse koning Ludwig II tijdens een verblijf in Parijs de renovatiewerkzaamheden in het kasteel inspecteren en ideeën opdoen voor zijn geplande nieuwbouw in Neuschwanstein.
Viollet-le-Duc wilde de Notre-Dame in zijn oorspronkelijke middeleeuwse staat herstellen, net als bijvoorbeeld het kasteelcomplex van Carcassonne, dat aan de grens met Spanje en in het zicht van de Pyreneeën ligt. De Romantiek heeft hem hierin zeker beïnvloed, met haar voorkeur voor gestileerde en pittoreske ruïnes die dienden als plaatsen van verlangen. Viollet-le-Duc zelf ging zelfs zover te beweren dat hij streefde naar een staat voor de historische gebouwen die, in zijn ogen, niet alleen het middeleeuwse ideaal overnam, maar er zelfs op vooruitging. Dit wilde hij gehandhaafd zien, ongeacht of de gebouwen een ander verhaal vertelden, dat zij in de loop der eeuwen hadden opgestapeld en dat niet paste in de ideale ideeën van een 19e eeuwse bouwmeester. Deze radicale reductie van de overgebleven gebouwen tot een middeleeuws fictief ideaal en een vermeende stilistische "verbetering" leverde Viollet-le-Duc van zijn tegenstanders de minachtende term "restauratievandaal" op. Dit weerhield de Royal Academy in Londen er niet van hem in haar gelederen op te nemen, hoewel hij daarmee inging tegen de opvattingen van John Ruskin, die in Engeland tegelijkertijd streefde naar het behoud van de bestaande staat van een monument, met al zijn verliezen en elke stilistische faux pas. Een aanpak die overigens indertijd ook in de Duitse monumentenzorg op dezelfde wijze werd gevolgd.
Voor zijn tiendelig woordenboek van de Franse architectuur van de 11e tot de 16e eeuw maakte Viollet-le-Duc tekeningen van hoge kwaliteit, peilde hij plattegronden, verhogingen en tekende hij details. Hij hield zich intensief bezig met de bouwtechnieken van de Middeleeuwen en was een van hun beste kenners. Men kan kritiek hebben op het restauratiewerk dat hij verrichtte, maar de foto's van de beroemde waterspuwers die hij maakte of liet maken in de Galerie des Chimères op grote hoogte van de Notre-Dame zijn nu wereldberoemd. Reeds in de tijd van Viollet-le-Duc waren het niet meer de originelen uit de Middeleeuwen, maar waren zij reeds vervangen wegens hun slechte staat.
Pagina 1 / 1