Pagina 1 / 1
De naam van Hermann Stenner zou vandaag waarschijnlijk in één adem genoemd worden met die van andere bekende kunstenaars van het Duits Expressionisme, als zijn leven niet abrupt tot een einde was gekomen aan het begin van de Eerste Wereldoorlog als soldaat. De Duitse schilder, graficus en kunsttheoreticus Willi Baumeister, die beide wereldoorlogen overleefde, suggereerde zelfs dat Stenner een van Duitslands beste schilders zou zijn geworden "als de zinloze, misdadige oorlog niet zijn slachtoffers had geëist". Slechts vijf produktieve jaren van zijn korte leven waren Stenner gegund, gedurende welke hij het indrukwekkende aantal van tenminste 300 schilderijen en een goede 1500 prenten maakte. In een snelle ontwikkeling doorliep hij aanvankelijk de posities van het Impressionisme, om vervolgens, geïnspireerd door het Kandinsky, betrokken te raken bij de kleurigheid en intensiteit van het Expressionisme, om tenslotte over te gaan naar een sterk abstraherende manier van schilderen.
Als zoon van een meesterschilder groeide hij bij wijze van spreken op met verf en penselen en bezocht hij op proef de kunstnijverheidsschool in Bielefeld, voordat hij werd toegelaten tot de kunstacademie in München. Een jaar later stapte hij over naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Stuttgart, waar hij een beslissende invloed ondervond van Adolf Hölzel, de pionier van het modernisme, en een atelier voor meesterklasse mocht betrekken. Op 22-jarige leeftijd nam hij deel aan de eerste expressionistische tentoonstelling voor Duitsland in Dresden en kort daarna betrok Adolf Hölzel hem bij de uitvoering van baanbrekende muurfresco's op de Werkbund-tentoonstelling in Keulen. Hij voerde deze uit samen met Oskar Schlemmer (die later les gaf aan het Bauhaus) en Willi Baumeister. Deze baanbrekende Werkbund-tentoonstelling, die de kwaliteit en omvang had van een wereldtentoonstelling, werd door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog voortijdig stopgezet. Stenner meldde zich in augustus samen met Schlemmer aan als vrijwilliger en sneuvelde slechts zes maanden later in de slag om Ilow in Polen.
De kunsthistoricus en tijdgenoot van Stenner, Hans Hildebrandt, berichtte over hem: "De natuur gaf Stenner als een waardevol geschenk de lichtheid van de hand, het prille meesterschap van het handwerk. Het gaf zijn schilderijen en tekeningen de frisheid van het onmiddellijke, de indruk van iets dat vreugdevol en moeiteloos tot stand kwam, waartoe zijn temperament en zijn verrukking in een levendig kleurenspel rijk aan contrasten bijdroegen". Deze zelfverzekerdheid en directheid komen op indrukwekkende wijze tot uiting in Stenners "Zelfportret met rode jas". Tegelijkertijd herinnert de korte levensduur van de kunstenaar aan de radicale inval van de oorlog, die talloze carrières, levensplannen en artistieke ontwikkelingen abrupt een halt toeriep of een andere richting deed inslaan die geen ruimte meer bood voor joie de vivre.
De naam van Hermann Stenner zou vandaag waarschijnlijk in één adem genoemd worden met die van andere bekende kunstenaars van het Duits Expressionisme, als zijn leven niet abrupt tot een einde was gekomen aan het begin van de Eerste Wereldoorlog als soldaat. De Duitse schilder, graficus en kunsttheoreticus Willi Baumeister, die beide wereldoorlogen overleefde, suggereerde zelfs dat Stenner een van Duitslands beste schilders zou zijn geworden "als de zinloze, misdadige oorlog niet zijn slachtoffers had geëist". Slechts vijf produktieve jaren van zijn korte leven waren Stenner gegund, gedurende welke hij het indrukwekkende aantal van tenminste 300 schilderijen en een goede 1500 prenten maakte. In een snelle ontwikkeling doorliep hij aanvankelijk de posities van het Impressionisme, om vervolgens, geïnspireerd door het Kandinsky, betrokken te raken bij de kleurigheid en intensiteit van het Expressionisme, om tenslotte over te gaan naar een sterk abstraherende manier van schilderen.
Als zoon van een meesterschilder groeide hij bij wijze van spreken op met verf en penselen en bezocht hij op proef de kunstnijverheidsschool in Bielefeld, voordat hij werd toegelaten tot de kunstacademie in München. Een jaar later stapte hij over naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Stuttgart, waar hij een beslissende invloed ondervond van Adolf Hölzel, de pionier van het modernisme, en een atelier voor meesterklasse mocht betrekken. Op 22-jarige leeftijd nam hij deel aan de eerste expressionistische tentoonstelling voor Duitsland in Dresden en kort daarna betrok Adolf Hölzel hem bij de uitvoering van baanbrekende muurfresco's op de Werkbund-tentoonstelling in Keulen. Hij voerde deze uit samen met Oskar Schlemmer (die later les gaf aan het Bauhaus) en Willi Baumeister. Deze baanbrekende Werkbund-tentoonstelling, die de kwaliteit en omvang had van een wereldtentoonstelling, werd door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog voortijdig stopgezet. Stenner meldde zich in augustus samen met Schlemmer aan als vrijwilliger en sneuvelde slechts zes maanden later in de slag om Ilow in Polen.
De kunsthistoricus en tijdgenoot van Stenner, Hans Hildebrandt, berichtte over hem: "De natuur gaf Stenner als een waardevol geschenk de lichtheid van de hand, het prille meesterschap van het handwerk. Het gaf zijn schilderijen en tekeningen de frisheid van het onmiddellijke, de indruk van iets dat vreugdevol en moeiteloos tot stand kwam, waartoe zijn temperament en zijn verrukking in een levendig kleurenspel rijk aan contrasten bijdroegen". Deze zelfverzekerdheid en directheid komen op indrukwekkende wijze tot uiting in Stenners "Zelfportret met rode jas". Tegelijkertijd herinnert de korte levensduur van de kunstenaar aan de radicale inval van de oorlog, die talloze carrières, levensplannen en artistieke ontwikkelingen abrupt een halt toeriep of een andere richting deed inslaan die geen ruimte meer bood voor joie de vivre.