Jean-Étienne Liotard was een excentrieke schilder die naast zijn uiterlijk beroemd werd door zijn portretten in pastel. Zijn familie waren Franse protestanten die in 1685 Frankrijk moesten verlaten en naar Genève moesten vluchten. Zijn eerste leraren waren Daniel Gardelle en Jean Louis Petitot. Vanaf 1725 gaat hij naar Parijs, waar hij zijn studie voortzet onder leiding van Jean-Baptiste Massé en François Lemoyne. Op aanbeveling van zijn leraren mocht Liotard met de markies van Puysieux naar Napels reizen. Ongeveer 10 jaar later mocht hij paus Clemens XII en enkele van zijn kardinalen in Rome portretteren. Enkele jaren later werd hij door de Britse Lord Duncannon uitgenodigd om hem te vergezellen naar Constantinopel. In totaal verbleef Liotard vijf jaar in de hoofdstad van het Ottomaanse Rijk en maakte hij talloze portretten en scènes uit het dagelijks leven. Omdat het destijds zo aan te bevelen was voor de West-Europese reizigers, kleedde Liotard zich ook als de lokale bevolking. Hij behield deze stijl van kleden zelfs na zijn terugkeer uit Constantinopel. Deze nogal ongewone verschijning leverde hem de bijnaam van de Turkse schilder op.
Rond 1643 ging Liotard naar Wenen en schilderde daar verschillende portretten van de keizerlijke familie rond keizerin Maria Theresia. In de jaren die volgden reisde hij veel en was hij een veelgevraagd portretschilder voor verschillende adellijke huizen. Hij schilderde onder andere Marie Antoinette, de keizerin van Rusland of de prinses en prinses van Wales. In die tijd werden veel mensen, of ze nu ooit buiten Europa waren of niet, graag geportretteerd in de exotische Turkse kostuums. Liotard was in staat om dergelijke diensten goed aan te bieden vanwege zijn langere verblijf in het land. Zo schilderde hij Madame Pompadur, Marie Adelaide von Franken of de filosoof Jean Jacques Rousseau in oosterse kleding. Een ander opvallend kenmerk van Liotards portretten was dat hij zijn modellen altijd met een lichte glimlach heeft afgebeeld. Dat was in die tijd nogal ongebruikelijk, want veel kunstenaars kozen voor een neutrale tot serieuze gelaatsuitdrukking. Op deze manier toonde Liotard zijn verbondenheid met de opvattingen van de Verlichting.
In Nederland trouwde Liotard in 1757 met Marie Fargues, de dochter van een koopman van hugenootse afkomst. Op haar verzoek scheerde hij eindelijk zijn volle baard af, die hij jarenlang had laten groeien op de manier van de Ottomaanse traditie. Vanaf 1758 vestigden ze zich uiteindelijk in Genève. Liotard ondernam echter herhaaldelijk reizen naar verschillende Europese metropolen. In zijn latere jaren schilderde hij, geïnspireerd door Jean Simeon Chardin, verschillende stillevens en landschapstaferelen. In 1781, op 79-jarige leeftijd, publiceerde hij een verhandeling over de principes en regels van de schilderkunst. Hij legde onder meer uit dat de schilderkunst naar zijn mening een spiegel van de natuur moet zijn.
Jean-Étienne Liotard was een excentrieke schilder die naast zijn uiterlijk beroemd werd door zijn portretten in pastel. Zijn familie waren Franse protestanten die in 1685 Frankrijk moesten verlaten en naar Genève moesten vluchten. Zijn eerste leraren waren Daniel Gardelle en Jean Louis Petitot. Vanaf 1725 gaat hij naar Parijs, waar hij zijn studie voortzet onder leiding van Jean-Baptiste Massé en François Lemoyne. Op aanbeveling van zijn leraren mocht Liotard met de markies van Puysieux naar Napels reizen. Ongeveer 10 jaar later mocht hij paus Clemens XII en enkele van zijn kardinalen in Rome portretteren. Enkele jaren later werd hij door de Britse Lord Duncannon uitgenodigd om hem te vergezellen naar Constantinopel. In totaal verbleef Liotard vijf jaar in de hoofdstad van het Ottomaanse Rijk en maakte hij talloze portretten en scènes uit het dagelijks leven. Omdat het destijds zo aan te bevelen was voor de West-Europese reizigers, kleedde Liotard zich ook als de lokale bevolking. Hij behield deze stijl van kleden zelfs na zijn terugkeer uit Constantinopel. Deze nogal ongewone verschijning leverde hem de bijnaam van de Turkse schilder op.
Rond 1643 ging Liotard naar Wenen en schilderde daar verschillende portretten van de keizerlijke familie rond keizerin Maria Theresia. In de jaren die volgden reisde hij veel en was hij een veelgevraagd portretschilder voor verschillende adellijke huizen. Hij schilderde onder andere Marie Antoinette, de keizerin van Rusland of de prinses en prinses van Wales. In die tijd werden veel mensen, of ze nu ooit buiten Europa waren of niet, graag geportretteerd in de exotische Turkse kostuums. Liotard was in staat om dergelijke diensten goed aan te bieden vanwege zijn langere verblijf in het land. Zo schilderde hij Madame Pompadur, Marie Adelaide von Franken of de filosoof Jean Jacques Rousseau in oosterse kleding. Een ander opvallend kenmerk van Liotards portretten was dat hij zijn modellen altijd met een lichte glimlach heeft afgebeeld. Dat was in die tijd nogal ongebruikelijk, want veel kunstenaars kozen voor een neutrale tot serieuze gelaatsuitdrukking. Op deze manier toonde Liotard zijn verbondenheid met de opvattingen van de Verlichting.
In Nederland trouwde Liotard in 1757 met Marie Fargues, de dochter van een koopman van hugenootse afkomst. Op haar verzoek scheerde hij eindelijk zijn volle baard af, die hij jarenlang had laten groeien op de manier van de Ottomaanse traditie. Vanaf 1758 vestigden ze zich uiteindelijk in Genève. Liotard ondernam echter herhaaldelijk reizen naar verschillende Europese metropolen. In zijn latere jaren schilderde hij, geïnspireerd door Jean Simeon Chardin, verschillende stillevens en landschapstaferelen. In 1781, op 79-jarige leeftijd, publiceerde hij een verhandeling over de principes en regels van de schilderkunst. Hij legde onder meer uit dat de schilderkunst naar zijn mening een spiegel van de natuur moet zijn.
Pagina 1 / 3