Pagina 1 / 1
Van Roemenië tot Griekenland en van Turkije tot Egypte: de passie voor reizen die de Parijse schilder Jean Lecomte du Nouÿ gedurende zijn letterlijk bewogen leven volgde, liet duidelijke sporen na in zijn werk. Zo dragen zijn belangrijkste werken, die tot het oriëntalisme gerekend kunnen worden, titels als "Arabieren in gebed", "De Harempoort, Souvenir van Caïro" of "Gezicht op de Kasbah vanaf mijn terras". Maar de geschiedenis-, portret- en genreschilder staat ook bekend om zijn mythologische en religieuze motieven. Hij schilderde bijvoorbeeld een portret van de bijbelse Judith of het werk "Job en zijn vrienden". Hij werd ook geïnspireerd door Dante's "Divine Comedy" en de tragedies van de oude Grieken. Daarnaast maakte Jean Lecomte du Nouÿ als beeldhouwer talrijke beelden en sculpturen.
Hij had zijn vak geleerd van Charles Gleyre, Jean-Léon Gérôme en Émile Signol, allen belangrijke vertegenwoordigers van de neo-Griekse kunstbeweging, waarbij ook hun leerling zich aansloot. Hij debuteerde op 21-jarige leeftijd in de Parijse Salon. Ook later zou hij regelmatig deelnemen aan de tentoonstellingen aldaar. Dit leverde hem in 1863 een erepenning op voor zijn werk "De aanroeping van Neptunus". En dit zou niet de enige erkenning blijven die hij op jonge leeftijd kreeg. Zo kocht de Franse regering zijn schilderij "De boodschappers van slecht nieuws voor de Farao" aan voor het Luxemburgse museum en gaf zij hem ook opdracht om twee grote composities te schilderen ter versiering van de kerk La Trinité in Parijs, waarin de heilige Vincentius centraal stond. In 1876 trouwde Jean Lecomte du Nouÿ, zelf katholiek en uiterst conservatief, met Valentine Peigné-Crémieux, die uit een joodse familie kwam. De verbintenis met de kleindochter van senator Adolphe Crémieux was minder een persoonlijk dan een financieel toeval. Want ook na de dood van zijn eerste vrouw bleef de kunstenaar nauw verbonden met haar invloedrijke familie - waardoor hij naar verre landen kon reizen. Daardoor nam de kunstenaar niet alleen deel aan de Parijse wereldtentoonstellingen van 1878 en 1889, maar was hij ook vertegenwoordigd op de Salons van Caïro en Alexandrië.
In de jaren 90 van de 19e eeuw ging Jean Lecomte du Nouÿ zich steeds meer toeleggen op het lucratievere portretschilderen. Hij portretteerde onder meer leden van de Roemeense koninklijke familie, waaronder Karel I van Roemenië en zijn vrouw Elisabeth. Terwijl de portretten als verfijnd kunnen worden omschreven, onderscheiden zijn andere schilderijen zich door hun fijne karakteristieken en koele, matte kleuren. Het beroemdste van zijn werken is waarschijnlijk "De Witte Slaaf". Naast zijn omvangrijke oeuvre liet Jean Lecomte du Nouÿ ook andere sporen na in de (kunst)wereld: terwijl zijn huwelijk met Valentine en ook dat met zijn derde vrouw Térésa Marie Fisanne kinderloos bleven, schonk zijn tweede vrouw Caroline Evrard hem de zoon Jacques Théodore Jules, die later een bekend architect en archeoloog zou worden. Zijn schilderijen en beeldhouwwerken zijn tegenwoordig te vinden in talrijke musea en collecties. Bovendien draagt een straat in Parijs sinds 1932 zijn naam.
Van Roemenië tot Griekenland en van Turkije tot Egypte: de passie voor reizen die de Parijse schilder Jean Lecomte du Nouÿ gedurende zijn letterlijk bewogen leven volgde, liet duidelijke sporen na in zijn werk. Zo dragen zijn belangrijkste werken, die tot het oriëntalisme gerekend kunnen worden, titels als "Arabieren in gebed", "De Harempoort, Souvenir van Caïro" of "Gezicht op de Kasbah vanaf mijn terras". Maar de geschiedenis-, portret- en genreschilder staat ook bekend om zijn mythologische en religieuze motieven. Hij schilderde bijvoorbeeld een portret van de bijbelse Judith of het werk "Job en zijn vrienden". Hij werd ook geïnspireerd door Dante's "Divine Comedy" en de tragedies van de oude Grieken. Daarnaast maakte Jean Lecomte du Nouÿ als beeldhouwer talrijke beelden en sculpturen.
Hij had zijn vak geleerd van Charles Gleyre, Jean-Léon Gérôme en Émile Signol, allen belangrijke vertegenwoordigers van de neo-Griekse kunstbeweging, waarbij ook hun leerling zich aansloot. Hij debuteerde op 21-jarige leeftijd in de Parijse Salon. Ook later zou hij regelmatig deelnemen aan de tentoonstellingen aldaar. Dit leverde hem in 1863 een erepenning op voor zijn werk "De aanroeping van Neptunus". En dit zou niet de enige erkenning blijven die hij op jonge leeftijd kreeg. Zo kocht de Franse regering zijn schilderij "De boodschappers van slecht nieuws voor de Farao" aan voor het Luxemburgse museum en gaf zij hem ook opdracht om twee grote composities te schilderen ter versiering van de kerk La Trinité in Parijs, waarin de heilige Vincentius centraal stond. In 1876 trouwde Jean Lecomte du Nouÿ, zelf katholiek en uiterst conservatief, met Valentine Peigné-Crémieux, die uit een joodse familie kwam. De verbintenis met de kleindochter van senator Adolphe Crémieux was minder een persoonlijk dan een financieel toeval. Want ook na de dood van zijn eerste vrouw bleef de kunstenaar nauw verbonden met haar invloedrijke familie - waardoor hij naar verre landen kon reizen. Daardoor nam de kunstenaar niet alleen deel aan de Parijse wereldtentoonstellingen van 1878 en 1889, maar was hij ook vertegenwoordigd op de Salons van Caïro en Alexandrië.
In de jaren 90 van de 19e eeuw ging Jean Lecomte du Nouÿ zich steeds meer toeleggen op het lucratievere portretschilderen. Hij portretteerde onder meer leden van de Roemeense koninklijke familie, waaronder Karel I van Roemenië en zijn vrouw Elisabeth. Terwijl de portretten als verfijnd kunnen worden omschreven, onderscheiden zijn andere schilderijen zich door hun fijne karakteristieken en koele, matte kleuren. Het beroemdste van zijn werken is waarschijnlijk "De Witte Slaaf". Naast zijn omvangrijke oeuvre liet Jean Lecomte du Nouÿ ook andere sporen na in de (kunst)wereld: terwijl zijn huwelijk met Valentine en ook dat met zijn derde vrouw Térésa Marie Fisanne kinderloos bleven, schonk zijn tweede vrouw Caroline Evrard hem de zoon Jacques Théodore Jules, die later een bekend architect en archeoloog zou worden. Zijn schilderijen en beeldhouwwerken zijn tegenwoordig te vinden in talrijke musea en collecties. Bovendien draagt een straat in Parijs sinds 1932 zijn naam.