Toen John Crome in het voorjaar van 1821 op 53-jarige leeftijd in de St. George's Church in Norwich werd begraven, rouwden zijn vrienden en studenten om de dood van een van de belangrijkste landschapsschilders uit de Engelse kunstgeschiedenis. Als getalenteerde en fantasierijke jongeman was Chrome vrij nonchalant gaan schilderen. Op twaalfjarige leeftijd werkte hij eerst als boodschapper voor een dokter voordat hij een opleiding tot tekenschilder volgde. Zijn eerste "kunstwerken" waren inscripties voor huisjes, kroegen en kleurrijke decoratieve panelen voor paardenkoetsen. Hij raakte bevriend met Robert Landbrooke, een leerling-drukker, die later een erkend landschapsschilder werd. Een gemeenschappelijke hobby ontwikkelde zich al snel. De twee jonge mannen zwierven door het idyllische landschap van het omringende graafschap Norfolk, en schetsten grassen, bloemen en bomen. Sommige werken waren zo succesvol dat de baas van Robert Landbrooke de schilderijen kocht om ze in grotere oplages te drukken.
John Chrome was een echte autodidact, in plaats van kunst te studeren, leerde hij zichzelf alle technieken. Een grote hulp was een collega van Robert Landbrooke, die een grote collectie prenten van bekende schilderijen bezat. John Chrome kopieerde schilderijen van Thomas Gainsborough, de Nederlander Meindert Hobbema en andere grote schilders. Het was in deze periode van tasten en vallen en opstaan dat hij de Londense portretschilder William Beechey ontmoette, die hem belangrijke hulp bood. Het talent van de opkomende schilder Chrome was zo groot dat hij zijn brood verdiende door les te geven in tekenen aan privé-leerlingen. Op 24-jarige leeftijd was hij er zo succesvol mee dat hij een gezin kon stichten. Hij trouwde met zijn vrouw Phoebe en in de loop van de tijd groeiden acht kinderen op. Twee van hen, John Berney en William Henry, zouden later beroemde schilders worden.
Crome en Ladbrooke waren niet alleen getalenteerd, maar hadden ook een visie. In het begin van de 19e eeuw stichtten zij gezamenlijk de Norwich Society of Artists. Hun eerste tentoonstelling in 1805 wordt beschouwd als een belangrijke datum in de Engelse kunstgeschiedenis. Het was de geboorte van de Norwich School of Painters, de eerste sterke kunststroming die zich buiten de metropool Londen vestigde. De Norwich-schildersschool richtte zich op de "Gouden Eeuw van Nederland". Het nam de schilderstijl van grote Nederlandse schilders als Esaias van de Velde, Jacob van Ruisdael of Aelbert Cuyp over en interpreteerde deze stijl op een nieuwe manier.
Ondanks deze Europese invloeden bleef John Chrome een zeer nuchtere tijdgenoot. Hij reisde slechts af en toe naar Londen, 120 mijl verderop, en exposeerde daar een keer in de Royal Academy. Slechts één keer in zijn leven reisde hij naar Parijs. Het was een indrukwekkende reis met vele artistieke inspiraties. In de maanden na zijn terugkeer maakte hij een reeks schilderijen met Parijse taferelen en gezichten op de havensteden Boulogne en Oostende. Vandaag, 200 jaar na zijn vroege dood, zijn zijn werken onsterfelijk geworden. Zijn schilderijen vullen de zalen van grote musea, ze hangen onder andere in de Tate Gallery en de Royal Academy in Londen. Een groot deel van zijn werk is te bewonderen in zijn geboortestad, in het Norwich Castle Museum.
Toen John Crome in het voorjaar van 1821 op 53-jarige leeftijd in de St. George's Church in Norwich werd begraven, rouwden zijn vrienden en studenten om de dood van een van de belangrijkste landschapsschilders uit de Engelse kunstgeschiedenis. Als getalenteerde en fantasierijke jongeman was Chrome vrij nonchalant gaan schilderen. Op twaalfjarige leeftijd werkte hij eerst als boodschapper voor een dokter voordat hij een opleiding tot tekenschilder volgde. Zijn eerste "kunstwerken" waren inscripties voor huisjes, kroegen en kleurrijke decoratieve panelen voor paardenkoetsen. Hij raakte bevriend met Robert Landbrooke, een leerling-drukker, die later een erkend landschapsschilder werd. Een gemeenschappelijke hobby ontwikkelde zich al snel. De twee jonge mannen zwierven door het idyllische landschap van het omringende graafschap Norfolk, en schetsten grassen, bloemen en bomen. Sommige werken waren zo succesvol dat de baas van Robert Landbrooke de schilderijen kocht om ze in grotere oplages te drukken.
John Chrome was een echte autodidact, in plaats van kunst te studeren, leerde hij zichzelf alle technieken. Een grote hulp was een collega van Robert Landbrooke, die een grote collectie prenten van bekende schilderijen bezat. John Chrome kopieerde schilderijen van Thomas Gainsborough, de Nederlander Meindert Hobbema en andere grote schilders. Het was in deze periode van tasten en vallen en opstaan dat hij de Londense portretschilder William Beechey ontmoette, die hem belangrijke hulp bood. Het talent van de opkomende schilder Chrome was zo groot dat hij zijn brood verdiende door les te geven in tekenen aan privé-leerlingen. Op 24-jarige leeftijd was hij er zo succesvol mee dat hij een gezin kon stichten. Hij trouwde met zijn vrouw Phoebe en in de loop van de tijd groeiden acht kinderen op. Twee van hen, John Berney en William Henry, zouden later beroemde schilders worden.
Crome en Ladbrooke waren niet alleen getalenteerd, maar hadden ook een visie. In het begin van de 19e eeuw stichtten zij gezamenlijk de Norwich Society of Artists. Hun eerste tentoonstelling in 1805 wordt beschouwd als een belangrijke datum in de Engelse kunstgeschiedenis. Het was de geboorte van de Norwich School of Painters, de eerste sterke kunststroming die zich buiten de metropool Londen vestigde. De Norwich-schildersschool richtte zich op de "Gouden Eeuw van Nederland". Het nam de schilderstijl van grote Nederlandse schilders als Esaias van de Velde, Jacob van Ruisdael of Aelbert Cuyp over en interpreteerde deze stijl op een nieuwe manier.
Ondanks deze Europese invloeden bleef John Chrome een zeer nuchtere tijdgenoot. Hij reisde slechts af en toe naar Londen, 120 mijl verderop, en exposeerde daar een keer in de Royal Academy. Slechts één keer in zijn leven reisde hij naar Parijs. Het was een indrukwekkende reis met vele artistieke inspiraties. In de maanden na zijn terugkeer maakte hij een reeks schilderijen met Parijse taferelen en gezichten op de havensteden Boulogne en Oostende. Vandaag, 200 jaar na zijn vroege dood, zijn zijn werken onsterfelijk geworden. Zijn schilderijen vullen de zalen van grote musea, ze hangen onder andere in de Tate Gallery en de Royal Academy in Londen. Een groot deel van zijn werk is te bewonderen in zijn geboortestad, in het Norwich Castle Museum.
Pagina 1 / 1