De ontwikkeling van de Koreaanse kunst gaat terug tot de tijd waarin de rotstekeningen werden gemaakt. De eerste kunstenaars waren schilders met als canvas de rotsachtige ondergrond in grotten. Uit de grotschilderingen ontwikkelde zich een kunst die de overheersende kunstvormen van Oost-Azië benaderde. Met het oog op een duidelijke afbakening groepeert de Koreaanse kunst alle werken die op een oppervlak in Korea of door een Koreaanse kunstenaar in een ander land zijn gemaakt. Deze duidelijke formulering trekt een lijn naar de Japanse en Chinese kunstontwikkeling, die even vergelijkbaar als verschillend zijn met de kunstontwikkeling in Korea. Splinters van beide kunstscholen zijn aanwezig in de Koreaanse kunst en toch heeft de schilderkunst zich los van de invloeden van maatschappij en religie ontwikkeld. De Japanse school is aanwezig door de kunst van alledaagse voorwerpen. Chinese kunst uit zich in inktschilderingen, landschapsvoorstellingen en portretschilderingen.
Een belangrijk concept in de Koreaanse schilderkunst is de strikte scheiding tussen monochrome weergave en een kleurrijk werk. Kalligrafie wordt zelden gecombineerd met olieverfschilderen, waarbij de twee takken van kunst worden getoond. Sociaal gezien kunnen de kunstbewegingen in verband worden gebracht met de structuur van een klassensysteem. Monochroom schilderen met penseel en inkt wordt in de Koreaanse kunst vaak toegeschreven aan een geleerde sociale klasse. Monochrome schilderijen worden gezien als een artistieke verwijzing naar de leer van Confucius. Geleerde kunstenaars kunnen een kleurigheid onderscheiden tussen de gradaties van zwarte inkt. De kleurgradaties zijn niet gebaseerd op de waarneming van het oog, maar op een emotionele herkenning. Deze theorie ziet een verlies aan subtiliteit in het feitelijke kleurgebruik en een beperking van de individuele verbeelding van de kijker. Oude volksschilderingen dienen decoratieve doeleinden en zijn een weerspiegeling van verschillende overtuigingen.
Koreaanse volkskunst is een tegenstelling tot inkt tekenen. Kleurrijke werken met rituele verwijzingen of funeraire kunst worden versierd. Elke kunstvorm is onderhevig aan de invloeden van vreemde culturen. Kleurrijke alledaagse kunst was aanvankelijk doordrongen van het boeddhistische gebruik van rijke thalo en primaire kleuren. Vroege afdrukken zijn terug te voeren tot India. Dit wekt verwachtingen van een boeddhistische oriëntatie, die terug te vinden is in beelden, afbeeldingen van monniken en de rustige sfeer van berglandschappen. In aanvulling op de kleuren staan de Koreaanse werken voor een diepe symbolische taal. De tijger is het belangrijkste symbool in de volksschilderkunst. Tijgers worden vaak afgeschilderd als beminnelijk en enigszins eenvoudig van geest. Het idee van het wilde roofdier wordt niet ondersteund door de kunst. Draken en berggeesten behoren tot de symbolen die voortkomen uit de mythische wereld van het land. Bamboe, dennen, kraanvogel, zon en het berglandschap zijn een teken van een lang leven. Confuciaanse schilderkunst richt zich op sociale waarden. Loyaliteit, eerbied en een hoog prestatieniveau worden beschouwd als het hoogste goed in saamhorigheid. Carrière en succes worden gesymboliseerd door een karper die verandert in een draak.
De ontwikkeling van de Koreaanse kunst gaat terug tot de tijd waarin de rotstekeningen werden gemaakt. De eerste kunstenaars waren schilders met als canvas de rotsachtige ondergrond in grotten. Uit de grotschilderingen ontwikkelde zich een kunst die de overheersende kunstvormen van Oost-Azië benaderde. Met het oog op een duidelijke afbakening groepeert de Koreaanse kunst alle werken die op een oppervlak in Korea of door een Koreaanse kunstenaar in een ander land zijn gemaakt. Deze duidelijke formulering trekt een lijn naar de Japanse en Chinese kunstontwikkeling, die even vergelijkbaar als verschillend zijn met de kunstontwikkeling in Korea. Splinters van beide kunstscholen zijn aanwezig in de Koreaanse kunst en toch heeft de schilderkunst zich los van de invloeden van maatschappij en religie ontwikkeld. De Japanse school is aanwezig door de kunst van alledaagse voorwerpen. Chinese kunst uit zich in inktschilderingen, landschapsvoorstellingen en portretschilderingen.
Een belangrijk concept in de Koreaanse schilderkunst is de strikte scheiding tussen monochrome weergave en een kleurrijk werk. Kalligrafie wordt zelden gecombineerd met olieverfschilderen, waarbij de twee takken van kunst worden getoond. Sociaal gezien kunnen de kunstbewegingen in verband worden gebracht met de structuur van een klassensysteem. Monochroom schilderen met penseel en inkt wordt in de Koreaanse kunst vaak toegeschreven aan een geleerde sociale klasse. Monochrome schilderijen worden gezien als een artistieke verwijzing naar de leer van Confucius. Geleerde kunstenaars kunnen een kleurigheid onderscheiden tussen de gradaties van zwarte inkt. De kleurgradaties zijn niet gebaseerd op de waarneming van het oog, maar op een emotionele herkenning. Deze theorie ziet een verlies aan subtiliteit in het feitelijke kleurgebruik en een beperking van de individuele verbeelding van de kijker. Oude volksschilderingen dienen decoratieve doeleinden en zijn een weerspiegeling van verschillende overtuigingen.
Koreaanse volkskunst is een tegenstelling tot inkt tekenen. Kleurrijke werken met rituele verwijzingen of funeraire kunst worden versierd. Elke kunstvorm is onderhevig aan de invloeden van vreemde culturen. Kleurrijke alledaagse kunst was aanvankelijk doordrongen van het boeddhistische gebruik van rijke thalo en primaire kleuren. Vroege afdrukken zijn terug te voeren tot India. Dit wekt verwachtingen van een boeddhistische oriëntatie, die terug te vinden is in beelden, afbeeldingen van monniken en de rustige sfeer van berglandschappen. In aanvulling op de kleuren staan de Koreaanse werken voor een diepe symbolische taal. De tijger is het belangrijkste symbool in de volksschilderkunst. Tijgers worden vaak afgeschilderd als beminnelijk en enigszins eenvoudig van geest. Het idee van het wilde roofdier wordt niet ondersteund door de kunst. Draken en berggeesten behoren tot de symbolen die voortkomen uit de mythische wereld van het land. Bamboe, dennen, kraanvogel, zon en het berglandschap zijn een teken van een lang leven. Confuciaanse schilderkunst richt zich op sociale waarden. Loyaliteit, eerbied en een hoog prestatieniveau worden beschouwd als het hoogste goed in saamhorigheid. Carrière en succes worden gesymboliseerd door een karper die verandert in een draak.
Pagina 1 / 3