Toen Pierre Jean François Turpin in 1775 in Frankrijk werd geboren als zoon van een verarmde kunstenaar, wees niets op een succesvolle carrière. Maar de late 18e eeuw was een tijd van een nieuw begin en grote ontdekkingsreizigers en ontdekkers. Het bood mensen als Turpin kansen die ze nooit eerder hadden gehad. Na zijn kunststudies aan de École des Beaux-Arts in Vire, ging hij in het Franse leger en werd soldaat. Zijn eerste station was Haïti. Daar ontmoette hij Alexandre Poiteau, die tuinman was in het Muséum d'Histoire Naturelle in Parijs. Poiteau leerde Turpin plantkunde en Turpin was enthousiast. Hij ontwikkelde al snel een voorliefde voor plantkunde en samen onderzochten de twee mannen de flora van Haïti. Zij maakten een herbarium met meer dan 1200 planten. Nu kon Turpin zijn grote talent gebruiken: tekenen.
Pierre Turpin maakte gedetailleerde illustraties van de verzamelde planten. Deze dienden als basis voor verder onderzoek nadat de mannen naar Frankrijk waren teruggekeerd. Turpin hield het daar echter niet lang uit. Hij wilde spannende ontdekkingen doen en vertrok naar Hispaniola en Tortuga en voor verdere reizen. In de VS ontmoette hij Alexander von Humboldt, met wie hij later samenwerkte. Hij maakte meer dan 900 foto's voor Humboldt's Amerikaanse reiswerk. Nadat hij opnieuw voor het leger had gewerkt in Haïti - ditmaal als apotheker - vestigde hij zich in Frankrijk en werkte als botanicus, tuinman en illustrator. Al doende bleef de autodidact zichzelf bijscholen. Hij deed zijn eigen onderzoek, ontwikkelde theorieën en deed zijn eigen ontdekkingen. Zo heeft hij veel bijgedragen tot de celtheorie en tot de systematiek van planten, vooral zoetwateralgen.
Reeds tijdens zijn leven verwierf Turpin grote faam met zijn tekeningen. Johann Wolfgang von Goethe, bijvoorbeeld, werd zich van hem bewust en vroeg hem een tekening van een oerplant voor hem te maken. Goethe had tijdens een reis naar Italië het idee ontwikkeld van een oorspronkelijke plant waaruit alle andere planten konden worden afgeleid. Turpin werd dus gevraagd een plant te tekenen die niet bestond. Hij slaagde met vlag en wimpel voor deze taak. Turpin's aquarellen en tekeningen verschenen in talrijke boeken, waaronder "Plantes Equinoxales" van Alexander von Humboldt, "Flora Brasiliae Meridionalis" van Augustin Saint-Hilaire en "Icones selectae plantarum" van Jules Paul Benjamin Delessert. Hij werkte ook aan boekprojecten met zijn oude vriend en beschermheer Poiteau. Turpin leerde zijn begaafde zoon Pierre tekenen en was diep bedroefd toen hij op 18-jarige leeftijd plotseling overleed. Hij koesterde het laatste schilderij van zijn zoon, een amaryllis, zijn leven lang en eerde het met een inscriptie. De illustraties die Turpin tijdens zijn leven maakte, behoren nog steeds tot de mooiste botanische aquarellen ter wereld en zijn populair als kunstdrukken.
Toen Pierre Jean François Turpin in 1775 in Frankrijk werd geboren als zoon van een verarmde kunstenaar, wees niets op een succesvolle carrière. Maar de late 18e eeuw was een tijd van een nieuw begin en grote ontdekkingsreizigers en ontdekkers. Het bood mensen als Turpin kansen die ze nooit eerder hadden gehad. Na zijn kunststudies aan de École des Beaux-Arts in Vire, ging hij in het Franse leger en werd soldaat. Zijn eerste station was Haïti. Daar ontmoette hij Alexandre Poiteau, die tuinman was in het Muséum d'Histoire Naturelle in Parijs. Poiteau leerde Turpin plantkunde en Turpin was enthousiast. Hij ontwikkelde al snel een voorliefde voor plantkunde en samen onderzochten de twee mannen de flora van Haïti. Zij maakten een herbarium met meer dan 1200 planten. Nu kon Turpin zijn grote talent gebruiken: tekenen.
Pierre Turpin maakte gedetailleerde illustraties van de verzamelde planten. Deze dienden als basis voor verder onderzoek nadat de mannen naar Frankrijk waren teruggekeerd. Turpin hield het daar echter niet lang uit. Hij wilde spannende ontdekkingen doen en vertrok naar Hispaniola en Tortuga en voor verdere reizen. In de VS ontmoette hij Alexander von Humboldt, met wie hij later samenwerkte. Hij maakte meer dan 900 foto's voor Humboldt's Amerikaanse reiswerk. Nadat hij opnieuw voor het leger had gewerkt in Haïti - ditmaal als apotheker - vestigde hij zich in Frankrijk en werkte als botanicus, tuinman en illustrator. Al doende bleef de autodidact zichzelf bijscholen. Hij deed zijn eigen onderzoek, ontwikkelde theorieën en deed zijn eigen ontdekkingen. Zo heeft hij veel bijgedragen tot de celtheorie en tot de systematiek van planten, vooral zoetwateralgen.
Reeds tijdens zijn leven verwierf Turpin grote faam met zijn tekeningen. Johann Wolfgang von Goethe, bijvoorbeeld, werd zich van hem bewust en vroeg hem een tekening van een oerplant voor hem te maken. Goethe had tijdens een reis naar Italië het idee ontwikkeld van een oorspronkelijke plant waaruit alle andere planten konden worden afgeleid. Turpin werd dus gevraagd een plant te tekenen die niet bestond. Hij slaagde met vlag en wimpel voor deze taak. Turpin's aquarellen en tekeningen verschenen in talrijke boeken, waaronder "Plantes Equinoxales" van Alexander von Humboldt, "Flora Brasiliae Meridionalis" van Augustin Saint-Hilaire en "Icones selectae plantarum" van Jules Paul Benjamin Delessert. Hij werkte ook aan boekprojecten met zijn oude vriend en beschermheer Poiteau. Turpin leerde zijn begaafde zoon Pierre tekenen en was diep bedroefd toen hij op 18-jarige leeftijd plotseling overleed. Hij koesterde het laatste schilderij van zijn zoon, een amaryllis, zijn leven lang en eerde het met een inscriptie. De illustraties die Turpin tijdens zijn leven maakte, behoren nog steeds tot de mooiste botanische aquarellen ter wereld en zijn populair als kunstdrukken.
Pagina 1 / 3