In de schilderachtige uithoeken van Concarneau, aan de ruige Bretonse kust, werd in de herfst van 1844 een man geboren die voorbestemd was om het eenvoudige maar bevredigende leven van de Bretonse vissers op doek vast te leggen. Alfred Guillou, zoon van een visser en landbouwer die later burgemeester van Concarneau zou worden, had van meet af aan een diepe verbondenheid met de zee. Met de hulp van de beroemde lithograaf Théodore Le Monnier begon Guillou zijn reis in de wereld van de kunst en vestigde zich uiteindelijk in Parijs, waar hij het voorrecht had om in het atelier Alexandre Cabanel te werken.
Parijs was voor Guillou niet alleen een leerplek, maar ook een plaats van artistieke uitwisseling. Onder leiding van Cabanel ontmoette hij gelijkgestemden, waaronder Jules Bastien Lepage en Theophile Deyrolle, met wie hij een hechte vriendschap onderhield. Guillou's passie voor schilderen was aanstekelijk en zo haalde hij Deyrolle over om de architectuur achter zich te laten en bij hem in het atelier van Cabanel te komen werken. Guillou debuteerde in 1868 in de Salon met zijn werk Jonge Bretonse visser, een eerbetoon aan zijn Bretonse roots en het harde werk van vissers.
Ondanks de roem die hij in de Lichtstad verwierf, werden Guillou en zijn vriend Deyrolle na enkele jaren teruggetrokken naar hun geliefde vaderland. Met niets anders dan wat ze konden dragen, trokken ze naar Concarneau, waar ze de Concarneau Art Colony stichtten. De kolonie profiteerde van de nabijheid van Pont-Aven, een artistieke ontmoetingsplaats voor Paul Gauguin en zijn volgelingen. Guillou's zus Suzanne, een getalenteerde schilderes, sloot zich ook bij hen aan nadat zij met Deyrolle was getrouwd. In de loop der jaren werd de kolonie een trekpleister voor vele kunstenaars die zich lieten inspireren door de zee en het leven van de Bretonnen. Hoewel Guillou na zijn huwelijk met de dochter van de graveur Joseph Gabriel Tourny in Montparnasse bleef wonen, werd hij altijd teruggetrokken naar zijn geboortestad. Daar bouwde hij na de dood van zijn vader in 1887 een huis en een werkplaats en raakte hij betrokken bij de plaatselijke politiek.
Alfred Guillou, de eenvoudige vissersjongen uit Concarneau, liet niet alleen een indrukwekkende collectie schilderijen na die het Bretonse leven vierden, maar ook een levendige artistieke gemeenschap die bekend werd als de Concarneau Art Colony. Zijn nalatenschap leeft vandaag voort in de werken van kunstenaars die door de kolonie zijn geïnspireerd, zoals Peder Severin Krøyer, Charles Cottet en Jules Bastien-Lepage.
In de schilderachtige uithoeken van Concarneau, aan de ruige Bretonse kust, werd in de herfst van 1844 een man geboren die voorbestemd was om het eenvoudige maar bevredigende leven van de Bretonse vissers op doek vast te leggen. Alfred Guillou, zoon van een visser en landbouwer die later burgemeester van Concarneau zou worden, had van meet af aan een diepe verbondenheid met de zee. Met de hulp van de beroemde lithograaf Théodore Le Monnier begon Guillou zijn reis in de wereld van de kunst en vestigde zich uiteindelijk in Parijs, waar hij het voorrecht had om in het atelier Alexandre Cabanel te werken.
Parijs was voor Guillou niet alleen een leerplek, maar ook een plaats van artistieke uitwisseling. Onder leiding van Cabanel ontmoette hij gelijkgestemden, waaronder Jules Bastien Lepage en Theophile Deyrolle, met wie hij een hechte vriendschap onderhield. Guillou's passie voor schilderen was aanstekelijk en zo haalde hij Deyrolle over om de architectuur achter zich te laten en bij hem in het atelier van Cabanel te komen werken. Guillou debuteerde in 1868 in de Salon met zijn werk Jonge Bretonse visser, een eerbetoon aan zijn Bretonse roots en het harde werk van vissers.
Ondanks de roem die hij in de Lichtstad verwierf, werden Guillou en zijn vriend Deyrolle na enkele jaren teruggetrokken naar hun geliefde vaderland. Met niets anders dan wat ze konden dragen, trokken ze naar Concarneau, waar ze de Concarneau Art Colony stichtten. De kolonie profiteerde van de nabijheid van Pont-Aven, een artistieke ontmoetingsplaats voor Paul Gauguin en zijn volgelingen. Guillou's zus Suzanne, een getalenteerde schilderes, sloot zich ook bij hen aan nadat zij met Deyrolle was getrouwd. In de loop der jaren werd de kolonie een trekpleister voor vele kunstenaars die zich lieten inspireren door de zee en het leven van de Bretonnen. Hoewel Guillou na zijn huwelijk met de dochter van de graveur Joseph Gabriel Tourny in Montparnasse bleef wonen, werd hij altijd teruggetrokken naar zijn geboortestad. Daar bouwde hij na de dood van zijn vader in 1887 een huis en een werkplaats en raakte hij betrokken bij de plaatselijke politiek.
Alfred Guillou, de eenvoudige vissersjongen uit Concarneau, liet niet alleen een indrukwekkende collectie schilderijen na die het Bretonse leven vierden, maar ook een levendige artistieke gemeenschap die bekend werd als de Concarneau Art Colony. Zijn nalatenschap leeft vandaag voort in de werken van kunstenaars die door de kolonie zijn geïnspireerd, zoals Peder Severin Krøyer, Charles Cottet en Jules Bastien-Lepage.
Pagina 1 / 1