Pagina 1 / 2
Met het ontstaan van de technische reproduceerbaarheid van de werkelijkheid ontstond de vraag of een beeld kunst kan zijn. John Jabez Edwin Paisley Mayall was een van de eersten die deze vraag bevestigend beantwoordde en een zelfbeeld als kunstenaar ontwikkelde. Mayall kwam naar de daguerreotypie van de kant van het technische medium. Als zoon van een textielondernemer in de tijd van de Industriële Revolutie, toen machines de productie begonnen te bepalen, hield Mayall zich aanvankelijk bezig met de avant-garde natuurwetenschappen. Textiel en de verftechniek bracht hem ertoe om scheikunde en kleurstoffen te studeren. Deze diepgaande wetenschappelijke kennis kwam hem ten goede in zijn werk als fotograaf en zijn chemische opleiding stelde hem in staat om met succes verschillende innovaties in de bloeiende daguerreotypie te introduceren. Hij kon onder andere de noodzakelijke belichtingstijd beperken tot minder dan negen seconden, waarmee hij een belangrijke stap heeft gezet om het medium geschikt te maken voor gebruik in de praktijk. Daarnaast experimenteerde hij met verschillende materialen om een nieuwe dimensie van beeldscherpte te bereiken. Zijn weg van chemie naar kunst begon met een verblijf in de VS. Na de samenwerking met de Amerikaanse daguerreotypiepionier John Johnson richtte Mayall zijn eigen bedrijf op in Philadelphia en ontving hij zijn eerste prijzen voor zijn werk, onder andere van het Franklin Instituut. In 1846 keerde Mayall terug naar Groot-Brittannië en ontmoette daar William Turner, die met zijn spoorwegfoto's en snelheidsopnames nieuwe wegen had ingeslagen in de schilderkunst. In die tijd experimenteerde Mayall met het verbeteren van het productieproces van daguerreotypieën om het scala aan gangbare formaten uit te breiden. Mayall beweerde de grootste daguerreotypieën te kunnen produceren. In plaats van een maximaal formaat van 21,6 centimeter werkte Mayall met formaten tot 76 centimeter. Hij heeft dus herhaaldelijk bewezen een vernieuwer te zijn en overwint de technische beperkingen.
Mayall had zijn doorbraak op de wereldtentoonstelling van 1851 in Londen. In het legendarische Kristallen Paleis werd een speciale tentoonstelling van 700 daguerreotypieën gewijd aan het medium fotografie, waaronder 72 van Mayall. Hij kreeg een prijs en werd vooral gevierd om zijn technische innovaties. Dit gaf hem de economisch lucratieve mogelijkheid om in opdracht portretten van beroemdheden te maken. In de jaren 1860 maakte hij verschillende portretten voor de koninklijke familie, die werden gepubliceerd als zogenaamde "carte de visit". Dit waren beelden ter grootte van een visitekaartje en werden verzamelbare foto's in het openbaar. Een kaart van Prins Albert verkocht ongeveer 70.000 exemplaren in een week na zijn dood. Met een omzet van 500.000 ruilkaarten per jaar wist Mayall uiteindelijk een jaarlijks inkomen van 12.000 pond te genereren. Zo kon hij eindelijk de vrijheid voor zijn technische en artistieke werk aan het medium veiligstellen. Met zijn "carte de visit" en gekleurde daguerreotypieën veroverde Mayall de massamarkten voor fotografie en vestigde hij een nieuwe vorm van waarnemen en zien.
Met het ontstaan van de technische reproduceerbaarheid van de werkelijkheid ontstond de vraag of een beeld kunst kan zijn. John Jabez Edwin Paisley Mayall was een van de eersten die deze vraag bevestigend beantwoordde en een zelfbeeld als kunstenaar ontwikkelde. Mayall kwam naar de daguerreotypie van de kant van het technische medium. Als zoon van een textielondernemer in de tijd van de Industriële Revolutie, toen machines de productie begonnen te bepalen, hield Mayall zich aanvankelijk bezig met de avant-garde natuurwetenschappen. Textiel en de verftechniek bracht hem ertoe om scheikunde en kleurstoffen te studeren. Deze diepgaande wetenschappelijke kennis kwam hem ten goede in zijn werk als fotograaf en zijn chemische opleiding stelde hem in staat om met succes verschillende innovaties in de bloeiende daguerreotypie te introduceren. Hij kon onder andere de noodzakelijke belichtingstijd beperken tot minder dan negen seconden, waarmee hij een belangrijke stap heeft gezet om het medium geschikt te maken voor gebruik in de praktijk. Daarnaast experimenteerde hij met verschillende materialen om een nieuwe dimensie van beeldscherpte te bereiken. Zijn weg van chemie naar kunst begon met een verblijf in de VS. Na de samenwerking met de Amerikaanse daguerreotypiepionier John Johnson richtte Mayall zijn eigen bedrijf op in Philadelphia en ontving hij zijn eerste prijzen voor zijn werk, onder andere van het Franklin Instituut. In 1846 keerde Mayall terug naar Groot-Brittannië en ontmoette daar William Turner, die met zijn spoorwegfoto's en snelheidsopnames nieuwe wegen had ingeslagen in de schilderkunst. In die tijd experimenteerde Mayall met het verbeteren van het productieproces van daguerreotypieën om het scala aan gangbare formaten uit te breiden. Mayall beweerde de grootste daguerreotypieën te kunnen produceren. In plaats van een maximaal formaat van 21,6 centimeter werkte Mayall met formaten tot 76 centimeter. Hij heeft dus herhaaldelijk bewezen een vernieuwer te zijn en overwint de technische beperkingen.
Mayall had zijn doorbraak op de wereldtentoonstelling van 1851 in Londen. In het legendarische Kristallen Paleis werd een speciale tentoonstelling van 700 daguerreotypieën gewijd aan het medium fotografie, waaronder 72 van Mayall. Hij kreeg een prijs en werd vooral gevierd om zijn technische innovaties. Dit gaf hem de economisch lucratieve mogelijkheid om in opdracht portretten van beroemdheden te maken. In de jaren 1860 maakte hij verschillende portretten voor de koninklijke familie, die werden gepubliceerd als zogenaamde "carte de visit". Dit waren beelden ter grootte van een visitekaartje en werden verzamelbare foto's in het openbaar. Een kaart van Prins Albert verkocht ongeveer 70.000 exemplaren in een week na zijn dood. Met een omzet van 500.000 ruilkaarten per jaar wist Mayall uiteindelijk een jaarlijks inkomen van 12.000 pond te genereren. Zo kon hij eindelijk de vrijheid voor zijn technische en artistieke werk aan het medium veiligstellen. Met zijn "carte de visit" en gekleurde daguerreotypieën veroverde Mayall de massamarkten voor fotografie en vestigde hij een nieuwe vorm van waarnemen en zien.