Niet voor niets wordt Pieter Claesz beschouwd als een van de beroemdste stillevenschilders van de Haarlemse barok: zijn werken kenmerken zich door een intensiteit die vooral te danken is aan de rijkdom aan details en de ingehouden kleurstelling van de afbeeldingen. De schilder werd geboren in 1596/1597 in Berchem bij Antwerpen in de Spaanse Nederlanden. Hij stierf in 1661 in Haarlem. Zijn zoon, Nicolaes Pietersz Berchem, die uit zijn eerste huwelijk kwam, werd ook een schilder die zich, in tegenstelling tot zijn vader, richtte op de Italianiserende landschapsschilderkunst. Er is weinig bekend over Claesz' leertijd, die hij waarschijnlijk in Antwerpen heeft doorgebracht.
Het is echter bekend dat hij in 1621 naar Haarlem verhuisde. Hier heerste een sterke middenklasse, die grote kunstcollecties verzamelde. In het midden van zijn stillevens staan vaak bedekte panelen, de zogenaamde banketjes. Deze motieven waren zeer populair bij de hogere middenklasse en sierden de rijke adellijke en burgerlijke huizen van de stad. Meer dan 250 schilderijen in deze stijl zijn ontstaan tijdens het leven van de schilder. Terwijl zijn vroege werken beïnvloed zijn door Clara Peeters en Osias Beert, vertonen zijn latere schilderijen stilistische overeenkomsten met Haarlemse stillevenschilders als Nicolaes Gillis en Floris van Dyck. Claesz vierde groot succes en werd in 1634 opgenomen in het Haarlemse Sint-Lucasgilde. Zijn werken worden beschouwd als vernieuwend, vooral wat betreft de compositie. Maar Claesz' werken waren ook stilistisch van invloed op de kleurstelling. Steeds meer schilders vrolijken de vaak zwarte achtergrond van hun stillevens op, zodat de composities in bijna monochrome kleuren verschenen. Naast zwart, wit en grijs waren ook bruine en okerkleurige tinten zeer populair voor het vastleggen van de paneelscènes. In 1628 nam zijn tijdgenoot Willem Claesz Heda, die zich sterk op Claesz richtte, serieus de concurrentie met hem aan.
Vanaf 1640 begon de schilder barokke elementen te integreren in zijn schilderijen. Hij schikte de motieven op een meer theatrale manier en gebruikte effectieve lichteffecten en kleuren om de schilderijen meer leven in te blazen. Ook Vanitas-elementen spelen een belangrijke rol in zijn schilderijen en kunnen niet over het hoofd worden gezien in zijn hele oeuvre. Met de economische teruggang van Haarlem rond 1640 werd ook de productiviteit van Claesz verminderd, omdat er nauwelijks nog klanten overbleven voor uitgebreide paneelscènes.
Niet voor niets wordt Pieter Claesz beschouwd als een van de beroemdste stillevenschilders van de Haarlemse barok: zijn werken kenmerken zich door een intensiteit die vooral te danken is aan de rijkdom aan details en de ingehouden kleurstelling van de afbeeldingen. De schilder werd geboren in 1596/1597 in Berchem bij Antwerpen in de Spaanse Nederlanden. Hij stierf in 1661 in Haarlem. Zijn zoon, Nicolaes Pietersz Berchem, die uit zijn eerste huwelijk kwam, werd ook een schilder die zich, in tegenstelling tot zijn vader, richtte op de Italianiserende landschapsschilderkunst. Er is weinig bekend over Claesz' leertijd, die hij waarschijnlijk in Antwerpen heeft doorgebracht.
Het is echter bekend dat hij in 1621 naar Haarlem verhuisde. Hier heerste een sterke middenklasse, die grote kunstcollecties verzamelde. In het midden van zijn stillevens staan vaak bedekte panelen, de zogenaamde banketjes. Deze motieven waren zeer populair bij de hogere middenklasse en sierden de rijke adellijke en burgerlijke huizen van de stad. Meer dan 250 schilderijen in deze stijl zijn ontstaan tijdens het leven van de schilder. Terwijl zijn vroege werken beïnvloed zijn door Clara Peeters en Osias Beert, vertonen zijn latere schilderijen stilistische overeenkomsten met Haarlemse stillevenschilders als Nicolaes Gillis en Floris van Dyck. Claesz vierde groot succes en werd in 1634 opgenomen in het Haarlemse Sint-Lucasgilde. Zijn werken worden beschouwd als vernieuwend, vooral wat betreft de compositie. Maar Claesz' werken waren ook stilistisch van invloed op de kleurstelling. Steeds meer schilders vrolijken de vaak zwarte achtergrond van hun stillevens op, zodat de composities in bijna monochrome kleuren verschenen. Naast zwart, wit en grijs waren ook bruine en okerkleurige tinten zeer populair voor het vastleggen van de paneelscènes. In 1628 nam zijn tijdgenoot Willem Claesz Heda, die zich sterk op Claesz richtte, serieus de concurrentie met hem aan.
Vanaf 1640 begon de schilder barokke elementen te integreren in zijn schilderijen. Hij schikte de motieven op een meer theatrale manier en gebruikte effectieve lichteffecten en kleuren om de schilderijen meer leven in te blazen. Ook Vanitas-elementen spelen een belangrijke rol in zijn schilderijen en kunnen niet over het hoofd worden gezien in zijn hele oeuvre. Met de economische teruggang van Haarlem rond 1640 werd ook de productiviteit van Claesz verminderd, omdat er nauwelijks nog klanten overbleven voor uitgebreide paneelscènes.
Pagina 1 / 1