Pagina 1 / 2
Théo Van Rysselberghe was een van de belangrijkste Belgische schilders van het Pointillisme, een stijl die wordt toegeschreven aan het Post-Impressionisme. Hij begon zijn kunstopleiding aan de kunstacademie van zijn geboortestad Gent. Later ging hij samen met James Ensor naar de kunstacademie in Brussel. Daar werd hij leerling van Jean-Francois Portaels. De Noord-Afrikaanse werken van Portaels moedigden Van Rysselberghe aan om zelf verschillende reizen naar Noord-Afrika en Andalusië te ondernemen. Zijn eerste publieke tentoonstelling vond plaats in het Salon Brussel, waar duidelijke invloeden van Manet en Degas te zien waren. Van Rysselberghe was ook een van de medeoprichters van de Belgische kunstenaarskring Les XX, een groep jonge radicale kunstenaars onder het mecenaat van de kunstcriticus Octave Maus.
Maus stuurde Van Rysselberghe naar Parijs op zoek naar talent voor Les XX. vanwege zijn groeiende connecties met de Franse kunstscene. Daar kwam hij voor het eerst in aanraking met het Pointillisme toen hij Georges Seurat ontmoette. Vooral het schilderij "Een zondagmiddag op La Grande Jatte" van Seurat had indruk op hem gemaakt. Het jaar daarop nodigde Rysselberghe Seurat uit voor het Salon van Les XX, maar de Belgische kunstscene kon de fascinatie van Rysselberghe niet begrijpen. Hij liet zich hier echter niet door afschrikken. Hij brak met het realisme en introduceerde het Pointillisme in België samen met Van Velde, Lemmen en enkele andere schilders. Gedurende de volgende 20 jaar van zijn werk bleef hij min of meer trouw aan deze stijl. Na de dood van zijn vriend en rolmodel Seurat liet hij deze techniek geleidelijk aan varen en begon hij steeds langere penseelstreken te maken. Tegelijkertijd werden zijn schilderijen veel kleurrijker en helderder.
De laatste jaren van zijn leven bracht hij samen met zijn vrouw Marie en dochter Elizabeth door in de stad Saint-Clair, aan de Côte d'Azur. Zijn vriend en collega Henri-Edmond Cross woonde ook in dit gebied. Hij liet zijn woning ontwerpen door zijn oudere broer, de architect Octave Van Rysselberghe, die ook zijn buurman werd. Vanaf dat moment begon Van Rysselberghe zich meer en meer los te maken van de Brusselse kunstscene. Zijn latere werken waren vaker gewijd aan het vrouwelijk naakt, zoals "Four Bathers". Maar het mediterrane landschap en de portretten van zijn vrouw, broer en dochter werden evenzeer populaire motieven.
Théo Van Rysselberghe was een van de belangrijkste Belgische schilders van het Pointillisme, een stijl die wordt toegeschreven aan het Post-Impressionisme. Hij begon zijn kunstopleiding aan de kunstacademie van zijn geboortestad Gent. Later ging hij samen met James Ensor naar de kunstacademie in Brussel. Daar werd hij leerling van Jean-Francois Portaels. De Noord-Afrikaanse werken van Portaels moedigden Van Rysselberghe aan om zelf verschillende reizen naar Noord-Afrika en Andalusië te ondernemen. Zijn eerste publieke tentoonstelling vond plaats in het Salon Brussel, waar duidelijke invloeden van Manet en Degas te zien waren. Van Rysselberghe was ook een van de medeoprichters van de Belgische kunstenaarskring Les XX, een groep jonge radicale kunstenaars onder het mecenaat van de kunstcriticus Octave Maus.
Maus stuurde Van Rysselberghe naar Parijs op zoek naar talent voor Les XX. vanwege zijn groeiende connecties met de Franse kunstscene. Daar kwam hij voor het eerst in aanraking met het Pointillisme toen hij Georges Seurat ontmoette. Vooral het schilderij "Een zondagmiddag op La Grande Jatte" van Seurat had indruk op hem gemaakt. Het jaar daarop nodigde Rysselberghe Seurat uit voor het Salon van Les XX, maar de Belgische kunstscene kon de fascinatie van Rysselberghe niet begrijpen. Hij liet zich hier echter niet door afschrikken. Hij brak met het realisme en introduceerde het Pointillisme in België samen met Van Velde, Lemmen en enkele andere schilders. Gedurende de volgende 20 jaar van zijn werk bleef hij min of meer trouw aan deze stijl. Na de dood van zijn vriend en rolmodel Seurat liet hij deze techniek geleidelijk aan varen en begon hij steeds langere penseelstreken te maken. Tegelijkertijd werden zijn schilderijen veel kleurrijker en helderder.
De laatste jaren van zijn leven bracht hij samen met zijn vrouw Marie en dochter Elizabeth door in de stad Saint-Clair, aan de Côte d'Azur. Zijn vriend en collega Henri-Edmond Cross woonde ook in dit gebied. Hij liet zijn woning ontwerpen door zijn oudere broer, de architect Octave Van Rysselberghe, die ook zijn buurman werd. Vanaf dat moment begon Van Rysselberghe zich meer en meer los te maken van de Brusselse kunstscene. Zijn latere werken waren vaker gewijd aan het vrouwelijk naakt, zoals "Four Bathers". Maar het mediterrane landschap en de portretten van zijn vrouw, broer en dochter werden evenzeer populaire motieven.